De meeste benzinemotoren in personenauto's beschikken tegenwoordig over een klopsensor die is opgenomen in het motormanagementsysteem (zie de techniekpagina's van AK 13/2004 en 14/2004 'Motormanagement makkelijk gemaakt'); hiermee kan het ontstekingstijdstip en eventueel de turbolaaddruk worden geoptimaliseerd zodat de motor nét binnen de klopgrens blijft. Bij de meeste 'gewone' auto's werkt het motormanagement optimaal wanneer er brandstof met een octaangetal van 95 of hoger wordt getankt. Dat wil zeggen dat wanneer de motor in optimale conditie verkeert, er géén betere prestaties worden gehaald uit brandstof met een octaangetal van 97 of 98 dan met de 'gewone' Euro 95

Maar, zegt Paul Beckwith van BP, door slijtage en interne vervuiling van de motor wordt na verloop van tijd de gevoeligheid voor detonatie groter (met andere woorden, de 'klopgrens' is eerder bereikt) en dan zal met 95 octaan benzine het motormanagement niet meer de optimale waarden voor ontstekingstijdstip en/of turbolaaddruk kunnen bereiken (downward adaptation). Daarom zal er in veel gevallen ook bij deze auto's sprake zijn van een prestatieverbetering wanneer er benzine met een hoger octaangetal wordt gebruikt.