In de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) is de kentekenhouder aansprakelijk voor gedragingen verricht met een motorrijtuig waarvan het kenteken op zijn naam is gesteld. Bij de verkeersgedragingen die op basis van de Wet Mulder worden afgehandeld, kan het zoeken naar de feitelijke bestuurder dus achterwege blijven.
Alleen bij de verkeersovertredingen die niet op basis van de Wet Mulder worden afgedaan en bij verkeersmisdrijven kan er sprake zijn van een onbekend gebleven bestuurder. In de artt. 165 (met betrekking tot de verkeersmisdrijven) en 181 WVW 1994 (met betrekking tot de overtredingen) is vastgelegd hoe zaken met betrekking tot onbekend gebleven bestuurders dienen te worden behandeld.
Bij een overtreding is de eigenaar of houder, indien hij de feitelijke bestuurder niet bekend maakt, aansprakelijk voor de op de overtreding staande straf. Betreft het een verkeersmisdrijf, dan is het niet (kunnen) verstrekken van de vereiste informatie om de feitelijke bestuurder te achterhalen, in art. 177, eerste lid, onderdeel a, WVW 1994 afzonderlijk als zelfstandige overtreding strafbaar gesteld.
Artikel 165
1.
Indien een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit wordt begaan door een bij de ontdekking van het feit onbekend gebleven bestuurder van een motorrijtuig, is de eigenaar of houder van dat motorrijtuig verplicht op vordering van een der in artikel 159 bedoelde personen binnen een daarbij te stellen termijn, die ten minste achtenveertig uren bedraagt, de naam en het volledige adres van de bestuurder bekend te maken.
2.
Het eerste lid geldt niet, indien de eigenaar of houder niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was en hem daarvan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
Artikel 181
1.
Indien een bij of krachtens deze wet als overtreding strafbaar gesteld feit wordt begaan door een bij de ontdekking van het feit onbekend gebleven bestuurder van een motorrijtuig, kunnen de op het feit gestelde straffen worden uitgesproken tegen de eigenaar of houder van dat motorrijtuig voor zover deze niet reeds naast de bestuurder voor dat feit aansprakelijk is.
2.
Het eerste lid geldt niet, indien de eigenaar of houder:
a.
binnen twee weken na daartoe door een der in artikel 159 bedoelde personen in de gelegenheid te zijn gesteld, de naam en het volledige adres van de bestuurder heeft bekend gemaakt;
b.
uiterlijk op de dag vóór die der terechtzitting, schriftelijk en onder vermelding van de zaak en de dag der terechtzitting, de naam en het volledige adres van de bestuurder aan het openbaar ministerie bekend maakt;
c.
tijdens de terechtzitting, dadelijk na de ondervraging, bedoeld in artikel 273, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, de naam en het volledige adres van de bestuurder bekend maakt;
d.
niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was en hem daarvan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
3.
Op straffe van nietigheid wijst de dagvaarding op het tweede lid, onderdelen b en c.
Dus of het wel "mee zal vallen"