Voorzieningen die niet zijn aangebracht door of namens de fabrikant of de importeur horen niet bij de catalogusprijs als bedoeld in de Wet BPM. En de heffing wordt berekend op basis van de catalogusprijs.
Er is een lans te breken voor de auto die na vier jaar wordt voorzien door de eigenaar van originele sportstoelen en daarna in NL ingevoerd. De Wet BPM is op dat punt niet zo goed geschreven. Omdat dit een accesoire is die pleegt te worden aangebracht door de fabriek zou je kunnen betogen dat deze ook meegenomen moet worden in de berekening. Maar, het betoog dat deze niet dient te worden meegenomen in de berekening is voorwaar niet kansloos.
Bij een Alpine stereo, die duidelijk niet door de importeur, laat staan door de fabriek pleegt te worden aangebracht zal e.e.a. zeker niet opgaan. Al was het maar omdat een auto waarbij geen radio werd geleverd (tegenwoordig wat minder gebruikelijk) in beginsel altijd wel van een radio zal worden voorzien. Daarmee creëer je dus een scheve situatie, want de auto's die al op kenteken staan worden niet belast en de in te voeren auto's wel en dat druist rechtstreeks in tegen vrij verkeer van goederen.
Ik sta op het standpunt dat de BPM bij invoer nooit hoger kan zijn dan de BPM op deze auto bij eerste ingebruikname (indien deze in NL had plaatsgevonden) minus de afschrijving. Lager kan WEL.
Altijd bezwaar maken tegen de opstelling van de Douane derhalve.
Even nog een voorbeeld welke e.e.a. illustreert. Bij Ruf kun je een auto als Porsche laten afleveren en daarna door Ruf laten bouwen, of de auto onmiddellijk door Ruf laten bouwen. Verschil zie je op het kenteken: de ene auto heet nog steeds Porsche, de ander is een Ruf (immers, Ruf telt als producent).
Bij nieuwe auto's kiest de Hollander natuurlijk voor een omgebouwde Porsche en niet voor een Ruf. Want dat laatste maakt de ombouw pakweg 38% duurder.
Als je een Porsche invoert, betaal je eveneens minder BPM dan als je de identieke Ruf invoert. Toch is bij invoer de omgebouwde Porsche inmiddels feitelijk wel een "Ruf".